Deze villa is in 1902 gebouwd voor Maurice Dor, neef van de stichters van de zinkfabriek.
Het gebouw aan de belangrijkste weg maakt onderdeel uit van het fabrieksdorp zoals dat vanaf 1892 werd opgezet door de gebroeders Dor ten behoeve van de door hen opgerichte zinkfabriek.
In de villa woonden vanaf 1974 de zusters (Dochters der Liefde van de H. Vincentius a Paulo ) nadat ze uit ‘De Cantine’ vertrokken, tot 1987, toen ze Dorplein definitief hebben verlaten.
De villa heeft kenmerken van de Chaletstijl. Het tweelaagse onderkelderde pand heeft een samengestelde plattegrond. De gevels zijn opgetrokken uit rode Belgische baksteen. Op de samengestelde zadeldaken liggen leien in maasdekking.
De plint van de villa is gepleisterd en bevat de getoogde kelderramen. De gevel wordt verder geleed door gepleisterde speklagen en lisenen met getand siermetselwerk in de zijgevels. Het linkergedeelte van de voorgevel heeft boven de tweedelige schuifvensters op begane grond en etage een plat dak, afgezet met een baksteen borstwering met siermetselwerk. Het tweede deel van de gevel steekt als een rechthoekig blok vooruit. Op de begane grond en de verdieping zijn er onder segmentbogen gekoppelde vensters. Het omlopende afgeplatte schilddak rust op bewerkte houten schoren. Aan de voorzijde zijn hiertussen kleine ramen geplaatst. Hiernaast volgt een smal inspringend deel, waar de paneeldeur met trap is geplaatst. De paneeldeur is geplaatst in een rondboogportiek en heeft een halfrond bovenlicht met deelroede. De deur is voorzien van een gietijzeren brievenbus waarop "lettres" (brieven) staat. De trap heeft een bewerkte ijzeren leuning. Boven de deur is er een kwartrond balkon met een sierijzeren balustrade. Een deur en een raam met florale glas-in-loodmotieven horen hierbij, boven bevindt zich een luifel met houten schoren. Tenslotte volgt een zolderraam met kleine roeden. Het laatste deel van de voorgevel bestaat uit een vooruitspringend deel met op de begane grond een driezijdige erker. De trapeziumvormige onderzijde rust op een rechthoekig blok. Op de verdieping bevinden zich twee rondboogramen en in de topgevel nog één, gedrieën in een omlijstende nis geplaatst. Het zadeldak van de topgevel kraagt over en rust op een driepas van bewerkte houten schoren. Op de nok staat een piron.
Achter de voordeur bevindt zich een tochtportaal. Dit en de gangen en dwarsgangen zijn voorzien van een terrazzovloer met sierrand. De plafonds zijn op de hoekpunten voorzien van rondbogen. Rechts van de hal bevindt zich een kamer-en-suite met in elke kamer een marmeren schouw. In de voorkamer één van wit marmer met voluten en in de achterkamer één van leverkleurig marmer met roodgeaderde accenten. Links van de ingang bevindt zich een ontvangstkamer met doorgeefluik en een schouw van zwart marmer met groen marmeren zuiltjes. Links daarachter is de bordestrap met houten sierbalusters. Onder de trap bevindt zich de deur die toegang geeft tot de kelder. De kamers aan de achterzijden van het huis bestaan uit een grote achterkamer met een vernieuwde bakstenen schouw. De deur met halfrond bovenlicht is voorzien van glas-in-lood met flessenbodems, rozetten en druppelvormen in onder meer opaalglas en kathedraalglas. De andere kamers bevatten een keuken met inbouwkast en houten gootsteenkastjes, een bijkeuken en een serre. De trap leidt naar een overloop en weer een lager trapje. Behalve het glas-in-loodraam dat de trappartij verlicht, is de toegang tot dit deel geaccentueerd door een halfronde boog met glas-in-loodvulling. Op deze etage bevinden zich diverse slaapkamers.
(Bron: Heemkundekring ‘De Baronie van Cranendonck’ )